Ignatius van Antiochië (? - 110)

Ignatius is een van de zogenoemde
Apostolische Vaders. Omstreeks het jaar 70 werd Ignatius aangesteld als bisschop van Antiochië in Syrië. Hij was de tweede of derde bisschop van deze plaats, afhankelijk van de vraag of Petrus officieel bisschop van Antiochië is geweest. De oorspronkelijke bronnen zijn er niet duidelijk over. Zie Eusebius, Hist. Eccl. 3.22 en 3.36.2.
In het jaar 110 werd Ignatius vanwege zijn leidinggevende rol in de christelijke kerk gevangen genomen en vanuit Antiochië op transport gesteld naar Rome om daar in het Colosseum ad bestias gegooid te worden. Op deze lange reis naar Rome hebben de oudsten van vele christelijke gemeenten in de regio van Klein-Azië en Griekenland hem opgezocht om hem te bemoedigen. En op zijn beurt gaf  deze oudsten een aantal brieven mee, die gericht waren aan de gemeenten van:

en een persoonlijke brief aan


Inhoud van de brieven


De brieven aan de zes gemeenten vertonen sterke overeenkomsten, wat wellicht samenhangt met het feit dat alle brieven ongeveer in dezelfde tijd zijn geschreven: toen Ignatius op transport werd gesteld naar Rome. De brieven vormen als het ware zijn testament en zijn Ignatius' laatste woorden van bemoediging, vermaning en aansporing.
Enkele thema's die in meerdere of soms zelfs alle brieven aan de orde komen, zijn:
  1. het bewaren van de eenheid
  2. gehoorzaamheid aan de bisschop
  3. waarschuwing tegen dwaalleraars
  4. martelaarschap
Alle verwijzingen op deze pagina betreffen de brieven van Ignatius, tenzij anders vermeld.

Ad 1. het bewaren van de eenheid

Eenheid is voor Ignatius een centraal begrip. Op allerlei manieren komt dit woord in zijn brieven terug. In de eerste plaats belijdt hij dat God een 'eenheid' is (Trall. XI.2). Deze belijdenis is een echo van de Joodse belijdenis in Deut. 6:4 en weerlegt de opvatting dat in God de Vader en God de Zoon sprake zou zijn van twee goden. Maar niet alleen God is een eenheid, de mens is eveneens 'tot eenheid geschapen' (Philad. VIII.1) en daarom heeft hij de taak om de eenheid van de gemeente te bewaren en verdeeldheid te vermijden (Philad. II.2).

Ad 2. gehoorzaamheid aan de bisschop

Het belangrijkste middel om de eenheid in de gemeente te bewaren, is een bijna onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan de bisschop (Eph. IV.1-2). Ignatius gaat daarin voor protestantse begrippen erg ver. De christenen moeten niet alleen in kerkelijke zaken niets doen buiten de bisschop op (Smyrn. VIII.1), maar zij moeten zich ook aan de bisschop onderwerpen 'als aan Jezus Christus' (Trall. II.1). De bisschop wordt gezien als 'voorzitter van de gemeente in plaats van God' (Magn. VI.1) en het 'beeld van de Vader' genoemd, zoals de oudsten van de gemeente het beeld zijn van de 'raad van God' en van de 'vergadering van de apostelen' (Trall. III.1). Volgens Ignatius is het zelfs ' duidelijk dat men de bisschop als de Kurios moet beschouwen (Eph. VI.1), want achter de 'zichtbare bisschop' gaat de 'onzichtbare bisschop' Jezus Christus schuil (Magn. III.3) en daarom moet de gemeente het gezag van de bisschop hoog houden, zelfs als er sprake is van een jeugdige bisschop, zoals in Magnesië (Magn. III.1).

Ad 3. waarschuwing tegen dwaalleraars

Een van de redenen waarom gehoorzaamheid aan de bisschop zo belangrijk is, is dat hij als het ware borg staat voor de eendracht binnen de gemeente. De gemeente van Philadelphia wordt in één adem aangespoord om niets zonder de bisschop te doen én om de eendracht lief te hebben en scheuringen te ontvluchten (Philad. VII.1).
In de oudheid was de 'rondreizende prediker' een bekend fenomeen: allerlei filosofen en redenaars reisden stad en land af om hun leer aan de man te brengen. Vanwege hun welsprekendheid trokken zij vaak veel publiek. Dat is de achtergrond waartegen Paulus zijn brieven aan Korinthe schrijft (vgl. 1 Kor. 2:1) en de reden waarom hij in Gal. 1:6-9 ongekend fel van leer trekt tegen dergelijke rondreizende 'dwaalleraars', die een voortdurend gevaar bleven vormen voor de christelijke gemeenten.
Dwalingen die we in de brieven van Ignatius tegenkomen, zijn vooral judaïsme (Magn. VIII.1, X.3; Philad. VI.1) en docetisme (Trall. X.1, Smyrn. II) en scheurmakerij in het algemeen (Trall. VI.1).

Ad 4. martelaarschap 

In de brief aan de gemeente van Rome, waarnaar tot nu toe nauwelijks is verwezen, draait het vrijwel uitsluitend om het thema martelaarschap. Het is een eigenaardige situatie: Ignatius is op weg naar Rome in het volle besef daar zijn dood tegemoet te gaan. En voor de gemeente van die stad heeft hij een speciale boodschap die kort samen te vatten is met de woorden uit Rom. IV.1 'Ik druk alle gemeenten op het hart, dat ik graag voor God sterf. Als u het maar niet verhindert.' Ignatius zag ernaar uit om voor zijn Meester te sterven en was bang dat de christengemeente in Rome alles in het werk zou stellen om een marteldood te voorkomen. Voor Ignatius betekent het sterven van een marteldood dat je een volwaardig leerling van Christus bent geworden (Rom. IV.2, V.3). In zijn martelaarschap treedt Ignatius in de voetsporen van Paulus (Eph. XII.2). Een niet geheel duidelijke opmerking met betrekking tot het martelaarschap, die hij meermalen maakt, is dat zijn boeien een losgeld voor de gemeenten zijn (Eph. XXI.1, Smyrn. X.2, vgl. Polyc. VI.1).


Citaten


Een aantal mooie, opmerkelijke of behartenswaardige citaten van Ignatius in de vertaling van A.F.J. Klijn:

Literatuur


Over Ignatius is veel geschreven. In onderstaande literatuuropgave wordt onderscheid gemaakt tussen historische bronnen en moderne literatuur over Ignatius en zijn werk. Onder historische bronnen vallen uiteraard ook moderne uitgaven en vertalingen van historische teksten van en over Ignatius.

Historische bronnen: 

Moderne literatuur:

Websites