De Atheense School Het Colosseum Rome: Forum Romanum Kreta: Knossos Rome: de Palatijn

De Atheense School


Detail uit het beroemde fresco van de Italiaanse renaissance schilder Rafaël: de Atheense school. Het fresco bevindt zich in de Vaticaanse Musea.

Het Colosseum


Het grootste amfitheater van het Romeinse Rijk werd gebouwd in de 1e eeuw n. Chr. De bouw werd gefinancierd uit de buit van de plundering van Jeruzalem in 70 n. Chr.

Rome: Forum Romanum


Ruïnes van het Forum Romanum in Rome: ooit het politieke centrum van het machtige Romeinse Rijk.

Kreta: Knossos


Ruïnes van het beroemde paleis van koning Minos in Knossos (Kreta). Dateert uit ca. 3000 v. Chr.

Rome: de Palatijn


Zicht vanaf het Circus Maximus op de ruïnes van de keizerlijke paleizen op de Palatijn in Rome.
 

Polycarpus (ca. 81 - 167)

Polycarpus is één van de vroege kerkvaders die wij ook wel de Apostolische Vaders noemen. Irenaeus, een leerling van Polycarpus, vertelt ons in Adversus Haereses III.3.4 dat Polycarpus een leerling van de apostelen was en door hen was aangesteld als bisschop van Smyrna. Volgens Tertullianus (in De praescriptione Hereticorum XXXII.2) was het specifiek de apostel Johannes die Polycarpus als bisschop van Smyrna heeft aangesteld.
Al in zijn leven moet Polycarpus een eerbiedwaardig persoon zijn geweest en genoot hij in de christelijke gemeenten van Klein-Azië en daarbuiten groot gezag. Naar de buitenwereld was hij het boegbeeld van de christenen zoals blijkt uit de beschuldiging die heidenen en joden aan het eind van zijn leven tegen hem inbrachten: 'Hij is de leraar van Asia, de vader van de christenen, hij verwerpt onze goden, hij leert veel mensen niet te offeren en te knielen' (Martyrium Polycarpi XII.2). Daarom werd hij ook als afschrikwekkend voorbeeld veroordeeld tot de brandstapel.
Als Polycarpus vlak vóór zijn veroordeling gevraagd wordt Christus te verloochenen, antwoordt hij de beroemde woorden 'Zes en tachtig jaar heb ik Hem (= Christus; JMP) gediend en Hij heeft mij geen kwaad gedaan. Hoe kan ik mijn Koning die mij gered heeft, vervloeken?' (Martyrium Polycarpi IX.3). Dit lijkt een impliciete verwijzing te zijn naar zijn doop als kind, omdat de doop gezien werd als de aanvang van het dienen van God. Combinatie van het gegeven uit (Martyrium Polycarpi XXI.1), dat hij stierf op de 23e februari op de grote sabbat en het gegeven uit Eusebius' Historia Ecclesiastica IV.14.10-15.1, dat Polycarpus stierf tijdens de regering van keizer Marcus Aurelius (161-180 n. Chr.), wijst op een sterfjaar in het jaar 167/168 of het jaar 177, omdat in deze twee jaren 23 februari op een zaterdag (sabbat) viel. Omdat Polycarpus de apostel Johannes gekend lijkt te hebben, is een datering van zijn leven op 81-167 n. Chr. het meest aannemelijk.

Geschriften van Polycarpus


De kerkhistoricus Eusebius citeert uit de geschriften van Irenaeus, dat Polycarpus verschillende brieven heeft gestuurd aan naburige gemeenten en andere aan broeders om hen aan te sporen en te bemoedigen. Van deze brieven is er slechts één aan Philippi bewaard gebleven. Verder is een verslag overgeleverd dat het 'martelaarschap van Polycarpus' wordt genoemd. Dit is een anoniem werk, dat wel wordt toegeschreven aan zijn leerling Irenaeus.

Inhoud van Polycarpus' geschriften


Brief aan de gemeente van Philippi
Het lijkt erop dat een incident in geldzaken rond een ambtsdrager in de gemeente de aanleiding is geweest voor het schrijven van de brief. Ene Valens heeft zijn positie als ambtsdrager veronachtzaamd en Polycarpus waarschuwt de gemeente bij het noemen van deze Valens zich te onthouden van geldzucht. Even verder stelt hij geldzucht aan afgoderij gelijk (ad Phil. XI.1-2), en al aan het begin van de brief noemt hij geldzucht het 'begin van alle kwaad' (ad Phil. IV.1).
De brief is evenwel geen one-issue brief, maar Polycarpus maakt van de gelegenheid gebruikt om de gemeente een hart onder de riem te steken en aan te sporen om bij het onderwijs van de apostel Paulus te blijven.

Martelaarschap van Polycarpus
Het Martyrium Polycarpi is anoniem, maar wordt wel toegeschreven aan Irenaeus, die een leerling van Polycarpus is geweest. Het onderwerp is het martelaarschap in het algemeen en het martelaarschap van Polycarpus wordt uitvoerig beschreven als toonbeeld van godsvrucht. De schrijver verwerpt evenwel de opvatting dat martelaarschap actief gezocht of nagestreefd moet worden. Zo wordt er melding gemaakt van ene Quintus - een Phrygiër - die zichzelf had aangegeven, maar overgehaald werd om Christus te verloochenen en te offeren voor de keizer. 'Dit is de reden waarom we hen niet prijzen die zichzelf aangeven' (Mart. Pol. IV.1). Integendeel, een martelaar moet wachten tot hij verraden wordt (Mart. Pol. I.2) en dan ook volharden in geloof en vertrouwen op Christus. De martelaren worden geprezen om hun volharding en in het bijzonder ene Germanicus en Polycarpus. De volharding van de eerste werd gezien als koppigheid, waarvan de oude Polycarpus de oorzaak was. Daarom klonk de roep bij het heidense én joodse volk ('Weg met de goddelozen! Zoek Polycarpus op!' (Mart. Pol. III.2). Daarop wordt Polycarpus gevangengenomen en volgt een verslag van het proces tegen hem en van zijn terechtstelling.

Citaten


Een aantal mooie, opmerkelijke of behartenswaardige citaten van Ignatius, ongewijzigd overgenomen uit de vertaling van A.F.J. Klijn:  
  • 'Noch ik noch iemand zoals ik is in staat de wijsheid van de gelukzalige en roemvolle Paulus te evenaren' (ad Phil. II.2)
  • 'Wie liefde bezit, is ver van elke zonde' (ad Phil. II.3)
  • 'Het begin van alle kwaad is geldzucht' (ad Phil. IV.1)
  • 'Daar we weten dat God niet met zich laat spotten, behoren we op waardige wijze in overeenstemming met Zijn gebod en Zijn glorie te leven' (ad Phil. V.1)
  • 'Als we de Heer bidden om vergeving, moeten wij ook vergeven' (ad Phil. VI.2)
  • 'Wie de woorden van de Heer naar eigen believen verdraait en zegt dat er geen opstanding en oordeel is, die is de eerstgeborene van de satan' (ad Phil. VII.1)
  • 'Gedraagt u tussen de heidenen onberispelijk. Dan zult u door uw goede werken geprezen worden en zal de Heer in uw persoon niet gelasterd worden' (ad Phil. X.2)
  • 'Gij moet (afvallige mensen; JMP) niet als vijanden beschouwen, maar roept hen als lijdende en dwalende leden terug opdat uw gehele lichaam gered wordt' (ad Phil. VI.4)
  • 'De gemeente van God die als vreemdeling in Smyrna woont aan de gemeente van god in Philomelium en aan alle gemeenten van de heilige en katholieke (!) kerk overal' (Mart. Pol. aanhef)
  • 'De martelaar wachtte af tot hij verraden zou worden' (Mart. Pol. I.2)
  • 'Gelukzalig en verheven is elke marteldood die naar de wil van God geschiedt' (Mart. Pol. II.1)
  • Polycarpus krijgt een visioen en zegt: 'Ik moet levend verbrand worden' (Mart. Pol. V.2)
  • 'Hij (Polycarpus; JMP) gaf opdracht hun (de soldaten die hem gevangennamen; JMP) eten en drinken voor te zetten zoveel als ze wilden en hij vroeg of ze hem een uur wilden geven om vrij te kunnen bidden' (Mart. Pol. VII.2)
  • 'Toen Polycarpus het stadion binnenkwam, klink er een stem uit de hemel: 'Wees sterk en dapper, Polycarpus'. Niemand zag wie er sprak, maar wie er van ons aanwezig was, hoorde de stem' (Mart. Pol. IX.1)
  • 'De proconsul drong aan en zei: 'Zweer en ik zal u vrijlaten, vervloek Christus'. Polycarpus antwoordde: 'Zesentachtig jaar heb ik Hem gediend en Hij heeft mij geen kwaad gedaan. Hoe kan ik mijn Koning die mij gered heeft, vervloeken?' (Mart. Pol. IX.3)
  • 'Ik ben christen. Als u de leer van de christenen wilt leren kennen, geef me een dag en luister' (Mart. Pol. X.1)
  • 'Hij (Polycarpus; JMP) is de leraar van Asia, de vader der christenen, hij verwerpt onze goden, hij leert veel mensen niet te offeren en te knielen' (Mart. Pol. XII.2)
  • Polycarpus werd levend verbrand, 'omdat de dierenfeesten afgelopen waren' (Mart. Pol. XII.2)
  • Bij de uitvoering van het brandstapelvonnis 'hielpen, zoals gewoonlijk, de joden het hardst mee' (Mart. Pol. XIII.1)
  • 'Ik loof U dat Gij mij deze dag en dit uur waardig gekeurd hebt om deel te krijgen met het getal van de martelaren aan de kelk van Uw Christus om op te staan tot het eeuwige leven met lichaam en ziel in de onvergankelijkheid van de Heilige Geest' (Mart. Pol. XIV.2)
  • 'Toen de misdadigers zagen dat het lichaam niet door vuur verteerd kon worden, bevalen ze de man die de genadesteek pleegt te geven, hem met het zwaard te doorsteken. En toen hij dat gedaan had, stroomde zoveel bloed weg dat het vuur uitdoofde' (Mart. Pol. XVI.1)
  • 'Polycarpus (...) die in onze dagen een apostolische en profetische leraar was, bisschop van de katholieke kerk in Smyrna' (Mart. Pol. XVI.2)
  • 'Christus aanbidden we als de Zoon van God, maar de martelaren hebben we terecht lief als discipelen en navolgers van de Heer, wegens hun voortreffelijke gezindheid ten opzichte van hun Koning en Leermeester. Moge het ons gegeven worden dat we hun deelgenoten en medeleerlingen worden! (Mart. Pol. XVII.3)
  • 'Daar (bij het graf van Polycarpus; JMP) zal de Heer ons, voor zover het ons mogelijk is samen te komen, de verjaardag van zijn marteldood laten vieren in vreugde en blijdschap' (Mart. Pol. XVIII.3)

Literatuur

Historische bronnen:
  • A.F.J. Klijn, Apostolische Vaders 1, Kampen, 1981, 116-131: brief aan Philippi en het Martelaarschap van Polycarpus (Nederlandse vertaling met inleiding en aantekeningen)
  • Chr. Fahner, Eusebius' Kerkgeschiedenis, Zoetermeer ...:
Websites