- Written by drs. J.M. Pauw | Last Updated: 22 December 2009 | Hits: 13747 |
Brief van Barnabas (2e eeuw n. Chr.)
De Brief van Barnabas is in tegenstelling tot wat de titel doet vermoeden, een anonieme brief. In de vroege kerkgeschiedenis stond de brief echter al bekend als de Brief van Barnabas, met wie ongetwijfeld de reisgezel van Paulus is bedoeld (zie o.a. Hand. 11:30). Omdat deze Barnabas volgens Kol. 4:10 de oom van Markus was, zou de brief lang vóór het jaar 100 moeten zijn geschreven. Gezien de inhoud van het geschrift is dit echter niet aannemelijk en wordt het werk gedateerd in het begin van de 2e eeuw n. Chr. Niettemin wordt de brief vanwege het vermeende auteurschap van Barnabas tot de Apostolische Vaders gerekend.
Clemens van Alexandrië (150-215) heeft de Brief van Barnabas al gekend. In zijn Hypotyposen - een werk dat helaas verloren is gegaan - heeft hij een samenvatting gegeven van alle canonieke Bijbelboeken en - volgens de kerkhistoricus Eusebius van Caesarea (Historia Ecclesiastica 6.14.1) - heeft hij daarin ook enkele 'betwiste boeken' (antilegomena) opgenomen, te weten 'de Brief van Judas, de Brief van Barnabas en de zogenoemde Openbaring van Petrus'. Het is helaas niet duidelijk of Clemens deze drie boeken - die Eusebius in ieder geval tot de betwiste, niet-canonieke boeken rekende - onder de canonieke boeken schaarde of niet. Niettemin genoot de Brief van Barnabas in de vroege kerk groot gezag, vanwege de theologische polemiek tegen de Joden die in het werk ten beste gegeven wordt. Dat verklaart wellicht waarom het document een plek heeft gekregen in het beroemde bijbelhandschrift Codex Sinaïticus, dat dateert uit de 4e eeuw.
Tekst van de Brief van Barnabas
De tekst van de Brief van Barnabas is via de volgende links te raadplegen:
- Griekse tekst van de Brief van Barnabas
- Engelse vertaling van de Brief van Barnabas
Inhoud van de Brief van Barnabas
De Brief van Barnabas heeft een waardevolle inhoud voor wie zich wil verdiepen in de gedachtenwereld van de christenen uit de vroege kerk. Een van de problemen waar deze christenen sinds het einde van de 1e eeuw mee te maken kregen, was de toenemende verwijdering tussen de Joden en christenen, een proces waarvan de wortels al in Handelingen te vinden zijn (o.a. Hand. 9:1-2, 14:2, 19, 17:5-8) en dat in een versnelling geraakte door de Joodse opstand tegen de Romeinen in 66-70 n. Chr. en die van Bar Kochba in 132-136 n. Chr. De verwijdering werd enerzijds van de kant van de christenen gevoed door religieuze motieven (de Joden hadden Jezus Christus gedood) en politieke drijfveren (de christenen wilden niet geassocieerd worden met de opstandige Joden), maar anderzijds ook van de kant van de Joden die de christenen zagen als een afvallige sekte en scheurmakers.
Als gevolg van dit toenemende conflict stonden de christenen voor een theologisch probleem: de Joden hadden een heilig boek, de Tenach, dat de kern vormde van het Joodse historisch en religieus besef. Maar diezelfde Tenach voorzegde volgens de christenen de komst van Jezus Christus (Christus betekent messias, gezalfde!), Die zelf ook uit de Schriften had geleefd. Kortom: ook voor de christenen was de Tenach (die zij het Oude Testament noemden) van groot belang. Het problematische van deze situatie lag in het feit dat het Oude Testament tal van zaken bevatte, die volgens de christenen op hen niet meer van toepassing waren. Te denken valt aan de tempel- en offerdienst, de spijs- en reinigingswetten, etc.: 'Waarom accepteerden de christenen slechts een deel van het Oude Testament als heilige Schrift en niet alles?' zo luidde de aanklacht van de Joden. Als de christenen gelijk hadden dat hun Jezus de Messias, de Christus was, dan zouden al die spijs- en reinigingswetten, de tempel- en de offerdienst, de besnijdenis de christenen óók iets te zeggen moeten hebben. Daarmee kreeg het christendom een dubbele uitdaging voor de kiezen: in de eerste plaats moesten zij het héle Oude Testament van een christelijke interpretatie voorzien, terwijl zij in de tweede plaats deze interpretatie moesten legitimeren naar de Joden.
In het kader van dit Joods-christelijke geschil staat de Brief van Barnabas. Om met A.F.J. Klijn te spreken: in de Brief van Barnabas blijkt dat 'de kerk nog in het reine moet komen met haar eigen bezit in Schrift en traditie'. Vanuit dit perspectief passeren in de Brief allerlei Oudtestamentische geschiedenissen en voorschriften die van een christelijke interpretatie worden voorzien. Enkele thema's die besproken worden, zijn:
- de christelijke betekenis van de offerdienst (2.4-11)
- het christelijke betekenis van het vasten (3.1-5)
- de profeten schreven met het oog op de christenen (5.1-6.19)
- de besnijdenis en de spijswetten (9.1-10.12)
- vervangingsleer: omdat de Joden het verbond hebben al in het Oude Testament hebben verbroken, geldt het verbond voor de christenen (13.1-14.9)
- de sabbat en de tempel (15.1-16.10)
Allegorese als Schriftinterpretatie
Eén van de interpretatiemethoden die de christenen - en zo ook de Brief van Barnabas - op het Oude Testament toepasten, is de allegorese. Deze manier van uitleggen, waarbij de tekst van haar letterlijke betekenis wordt ontdaan en geprobeerd wordt een geestelijke betekenis aan de tekst toe te kennen, is geen christelijke uitvinding. In de klassieke oudheid werd allegorese al toegepast op de werken van Homerus en ook de Joodse filosoof Philo maakte in zijn exegese van de Tenach veel gebruik van de allegorische interpretatiemethode.
Het is juist deze allegorische interpretatie van het Oude Testament, die de Brief van Barnabas zo interessant maakt voor wie de geschiedenis van de vroege kerk wil bestuderen. Niet zozeer de theologische standpunten maken het werk belangrijk, maar vooral het feit dat de Brief duidelijk maakt hoe de vroege kerk 'het moeilijke probleem dat gegeven was met de overname van het Oude Testament, heeft opgelost' (Klijn). Per slot van rekening kreeg op deze manier het hele Oude Testament betekenis voor de christenen en volgens de schrijver van de Brief werd op deze manier ook duidelijk dat de Joden de Schrift altijd verkeerd hadden gelezen door die letterlijk te interpreteren!
Een aantal voorbeelden van allegorese die we vinden in de Brief van Barnabas:
- de offerdienst (2.4-11)
Volgens de Brief van Barnabas heeft God nooit bedoeld dat de mensen Hem offers zouden brengen. De bedoeling van de offerwetten wordt duidelijk in Ps. 51, waar gezegd wordt dat de 'offers van God een verbroken geest' en een verslagen hart zijn. Volgens de Brief is deze 'uitleg' in Ps. 51 geschreven met het oog op de christenen. Het citaat uit Ps. 51 wordt namelijk onomwonden ingeleid met de woorden: 'Tot ons (= de christenen; JMP) spreekt Hij als volgt' (2.10).
Citaten
Een aantal mooie, opmerkelijke of behartenswaardige citaten van Clemens in eigen vertaling:
- 'Ik heb me gehaast om jullie een korte brief te sturen, opdat jullie naast jullie geloof ook volmaakte kennis zullen hebben' (Brief van Barnabas 1.5)
- 'Laten wij onze eigen ziel niet de vrije teugel geven, zodat zij de gelegenheid heeft met zondaars en slechte mensen om te gaan, opdat wij niet aan hen gelijk worden' (Brief van Barnabas 4.2)
- '(Het verbond) hebben zij (= de Joden; JMP) vernietigd door zich tot de afgoden te keren (...). Mozes heeft het begrepen en hij heeft de twee tafelen uit zijn handen gegooid en hun verbond is verbrijzeld, opdat het verbond van Jezus, de Geliefde, in ons (= de christenen; JMP) hart verzegeld zou worden door de hoop van ons geloof in Hem' (Brief van Barnabas 4.8, vgl. 14.1-3)
- 'Jullie moeten je niet afzonderen door je in jezelf terug te trekken, alsof u al gerechtvaardigd bent, maar komt bij elkaar en zoekt samen naar wat nuttig is voor de gemeenschap. Want de Schrift zegt: 'Wee hen die in eigen ogen verstandig zijn en hun kennis voor zichzelf houden'. Laten wij geestelijke mensen worden als een volmaakte tempel voor God' (Brief van Barnabas 4.10-11)
- 'Wanneer u ziet, dat zij (= de Joden; JMP) na zulke wonderen en tekenen die in Israël gebeurd zijn, toch nog verlaten werden, laten wij ons er dan op richten dat wij nooit - zoals geschreven is - velen geroepen, maar weinig uitverkoren bevonden zullen worden' (Brief van Barnabas 4.14)
- 'Wat over Hem (= Christus; JMP) geschreven is, is deels voor Israël, deels voor ons bedoeld' (Brief van Barnabas 5.2)
- 'Als de Heer erin volhardde om voor ons te lijden, hoewel hij de Heer van de hele wereld is (...), hoe heeft Hij er dan in volhard om onder de hand van mensen te lijden? (...) Hij heeft [geleden] om de dood te vernietigen en de opstanding vanuit de doden te demonstreren.' (Brief van Barnabas 5.5-6)
- 'Toen Hij Zijn eigen apostelen had uitgekozen - die Zijn evangelie zouden verkondigen, terwijl zij zondaars waren bij uitstek, opdat Hij zou laten zien dat Hij niet gekomen is om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars - toen heeft Hij geopenbaard dat Hij de Zoon van God was' (Brief van Barnabas 5.9)
- 'De Zoon van God is dus met dit doel in het vlees gekomen, om de volkomenheid van de zonden vol te maken bij degenen die Zijn profeten tot in de dood hebben vervolgd' (Brief van Barnabas 5.11)
- Over de besnijdenis: '(God) heeft dus onze oren besneden, opdat wij zouden geloven als we het Woord horen. Maar ook de besnijdenis waarop zij hun vertrouwen stelden, is tenietgedaan. Want Hij heeft niet bedoeld dat er een besnijdenis van het vlees zou zijn. Maar zij hebben een overtreding begaan, omdat een kwade engel hen [dat] wijs maakte' (Brief van Barnabas 9.4)
- Over de besnijdenis: 'Maar, zult u zeggen, het volk werd toch besneden als een zegel?! [Ja,] maar [dat geldt] ook alle Syriërs en Arabieren en alle priesters van de afgoden. Behoren ook zij dan tot hun (van de Joden; JMP) verbond? Zelfs de Egyptenaren hebben de besnijdenis. Leert daarom, geliefde kinderen, (...) dat Abraham die als eerste de besnijdenis toepaste, dit deed omdat hij in de Geest vooruitzag op Jezus, nadat hij de leer van de drie letters had ontvangen.' (Brief van Barnabas, 9.6-7) (Nu volgt een allegorische uitleg van het aantal (318) mannen dat door Abraham besneden werd)
- 'U zult geen hyena eten (zie Lev. 11). Hij (= Mozes; JMP) bedoelt [daarmee]: word geen echtbreker of verleider of zelfs maar iemand die daarop lijkt. Hoe ik daarbij kom? Omdat dit dier jaarlijks zijn aard verandert en nu eens mannelijk, maar dan weer vrouwelijk wordt.' (Brief van Barnabas, 10.7)
- 'Opnieuw zegt Mozes: alles wat gespleten hoeven heeft en herkauwt, moeten jullie eten. Wat bedoelt hij? (...) Gaat om met hen die de Heer vrezen, met hen die de betekenis van het woord dat zij ontvangen hebben, in hun hart overpeinzen. (...) Maar wat betekenen de gespleten hoeven? Dat de rechtvaardige zowel in deze wereld leeft, als ook de heilige eeuwigheid verwacht.' (Brief van Barnabas, 10.11)
- Over de besnijdenis: 'Daarom heeft Hij (God; JMP) onze oren en harten besneden, opdat wij deze dingen zouden begrijpen.' (Brief van Barnabas, 10.12)
- Over de sabbat: 'Let op, kinderen, wat het betekent dat Hij het (= de schepping; JMP) voltooide in zes dagen. Dat betekent, dat de Heer alles in 6000 jaar tot een einde zal brengen. Want een dag betekent bij Hem 1000 jaar. (...) Daarom zal alles in zes dagen, dat is in 6000 jaar voleindigd worden. 'En Hij rustte op de zevende dag'. Dat betekent: wanneer zijn Zoon gekomen is en Hij de tijd van de wetteloosheid vernietigen zal, de goddelozen zal oordelen en de zon en de maan en de sterren zal veranderen, dan zal Hij werkelijk rusten op de zevende dag. (Brief van Barnabas, 15.4-6)
- Over de sabbat: 'Verder zegt Hij: U zult haar (= die dag; JMP) heiligen met reine handen en met een rein hart. Als dus nu iemand de dag die God geheiligd heeft, kan heiligen, terwijl hij rein is in zijn hart, dan zijn wij in alles bedrogen. Maar als dat niet zo is, dan zullen wij die dag werkelijk in rust heiligen, wanneer wij dit zelf kunnen doen, [namelijk] wanneer wij gerechtvaardigd zijn en de belofte hebben gekregen. Wanneer er geen wetteloosheid meer is, en wanneer alles door de Heer nieuw is geworden, dán zullen wij die dag kunnen heiligen, omdat wij eerst zelf geheiligd zijn. (Brief van Barnabas, 15.6-7)
- Over de tempel: 'Maar ik zal jullie ook nog over de tempel vertellen, hoe die ellendigen (bedoeld worden de Joden; JMP) gedwaald hebben, door op het gebouw te hopen alsof dat het huis van God zou zijn, en niet op hun God die hen gemaakt heeft. Want ze hebben Hem bijna als de heidenen in de tempel opgesloten. (...) Toen wij de vergeving van de zonden ontvangen hadden en onze hoop gevestigd hadden op de Naam, werden wij nieuw, opnieuw vanaf het begin opgebouwd. Daarom woont God werkelijk in ons huis. Dat is de geestelijke tempel, gebouwd voor de Heer.' (Brief van Barnabas, 16.1-2, 8, 10)
- Over abortus: 'U zult geen kind doden met een vernietiging, ook zult u geen pasgeborene doden.' (Brief van Barnabas, 19.5)
- 'De dingen die u overkomen, zult u als iets goeds aanvaarden, omdat u weet dat zonder God niets gebeurt.' (Brief van Barnabas, 19.6)
- 'Ieder die tot u het Woord van de Heer spreekt, zult u liefhebben als uw oogappel.' (Brief van Barnabas, 19.10)
- 'Over de oordeelsdag: 'Denkt aan de dag van het oordeel dag en nacht en zoek dagelijks het aangezicht van de heiligen, óf door u met het woord in te spannen en erop uit te trekken om te troosten en zich te bekommeren om een ziel te redden door middel van het woord, óf door met uw handen te werken tot een losprijs van uw zonden.' (Brief van Barnabas, 19.10)
- 'Wordt door God onderwezen (theodidact), zoekend wat de Heer van u vraagt en zorg ervoor dat u gevonden wordt in de dag van het oordeel.' (Brief van Barnabas, 21.6)
Literatuur
Historische bronnen:
- A.F.J. Klijn, Apostolische Vaders 2, Kampen, 1981, 5-51: de brief van Barnabas (Nederlandse vertaling met inleiding en aantekeningen)
Websites